M.J.V. 1899, blz. 26, no. 20. Wenn der Kotsen verdirbt, wen der Dalfen erwirbt ist kum gleich.
505. Kootsen. Wen e kootsen schterbt, hot er meer wie e chattes erwerbt. Als een rijk man sterft, heeft hij meer dan een arm man (ooit) krijgt. Voor de betekenis vgl. no. 500.
506. Kop. E harter kop, der es widder belebt, oorspr: derlebt?
Een hard hoofd, die het weer beleeft. Algemeen: als een periode wordt afgesloten. Speciaal: als men het vaatwerk, dat men op het paasfeest gebruikt (pesach-ge'scher) wegbergt.
507. Kop. Wer s’n kop nit gebroucht, Moss s’n baaner gebrouchen (var. fiess gebrouchen).
Wie zijn hoofd niet gebruikt, moet zijn benen gebruiken. Gezegd van iemand, die iets vergeet en weer terug moet om het te halen.
M.J.V. 1906, blz. 67. As me hot nischt in Kop, hot me in de Fies. -Bernst. 227. As men hot nit in kop, müs men hüben in di fiss. Koh. Rabba. Perek I מעוט בריצה, שלא תרבה בחזרה.
508. Wer sein kop wil halten ganz, moss bleiben von e pouerntanz.
Wie zijn hoofd heel wil houden, moet (weg) blijven van een boerendans. Levenswijsheid van Joodse marskramers. Bij een feest van boeren moet men liever wegblijven met het oog op de mogelijkheid van vecht-partijen. Pouer - oorspronkelijk opper-Duitse vorm van Bauer. Vgl. Bernst. 53. As bei gojim is a kermeschel, schlugt men Juden.
509. Kop. Wo isch nit bin, wert maan kop nit gewaschen. Var. ״wert mir der kop nit gewaschen”.
Waar ik niet ben, wordt mijn hoofd niet gewassen. Vgl. Het oog van de meester maakt het paard vet. Ieder kan het best zelf zijn belangen behartigen. Vgl. Tendlau. 888.
510. Kopsorg. ,n Kopsorg (Mach dir kaan kopsorg).
Vgl. Stoett. Mij een zorg (of Kopzorg). Uitdrukking gebezigd als men wil te kennen geven, dat men zich ergens niets van aantrekt. Ironisch. Overgegaan in de Ned. volkstaal.
129