Het wonder

Titel
Het wonder

Jaar
1920

Pagina's
23



Zij gaat voorbij. Zij verliest hare gestalte in den nacht. Zij is verdwenen. Nu schijnt zij weder op, een voortspoedende.

Waar gaat gij heen, geringste aller vrouwen? Ziet gij haar, de kleine figuur? Zij is wachtende, zij rust uit. Het licht uit de kelke eener lantaren bloeit als een geel blad over haar. Zij is klein en zij is smal. Haar schoudertjes zijn als twee hoekjes. Zij is als een amphora. Gij kimt haar gelaat niet meer zien, want zij is plotseling de duisternis binnengetreden. Wel scheen zij oud.

Nu weifelt haar wezen voorbij het grijzig muurtje. Ik zie haar adem gaan in den nacht. Nu zij schijnt blinkend op, zij is verschenen.

Nu schijnt zij blinkend op, zij is verschenen In het geschubde gouden dansend licht,

De vodden der kleedije om haar henen Een losse doek omvat haar aangezicht.

In zich verzonken, schijnt zij voortgedreven Door stem die zij zeer diep in zich vernam,

10

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt met OCR (Optical Character Recognition).
Deze techniek levert geen 100% correct resultaat op. Dat betekent dat er onjuiste tekens in de tekst kunnen voorkomen.


Weergave
Afbeelding / Tekst (OCR)

Alle boeken in deze digitale bibliotheek kunt u gratis lezen of downloaden. Met een vrijwillige donatie helpt u ons met het in stand houden en verder uitbreiden van de bibliotheek. Klik hier als u een bijdrage wilt overmaken.