Exodus

Titel
Exodus

Jaar
1938

Overig
poezie

Pagina's
20



III

Een blanke dageraad doofde de sterren, de kudde, zwarte spikkels, liep te grazen, en Mozes huiverde, om de extase, die langzaam hem bekroop, zooals van verre woestijnwind aangevlaagd komt en nog bieden de velden hun gelaat den open hemel, dan wolkt het feller, en in een gewemel van zand en vuur gaat heel de wereld zieden.

Zoo zag hij naar het langzaam lichter worden

en trok den mantel vaster om de leden:

dit was de namelooze dag van heden

voor hem, wiens lichaam naar den droom verdorde

dit was de dag, maar om zijn mond, gegroefd,

trilde de onrust en zijn oogen baden

om uitkomst, of de Heer hem had verraden,

en heel zijn ziel was tot den dood bedroefd.

IV

Hij wilde wederkeeren tot de zijnen,

Zippora, Gersom, en hun aanschijn minnen,

man van zijn vrouw, kind met zijn kind, en binnen

een nauw bestaan zijn droomgebied verkleinen;

de kreten hooren van de dorpelingen,

die tot den dag ontwaken, hun bewegen

indrinken, hun bereidheid om het veege

leven en al de vele kleine dingen

tot aan het eind te dragen; niet meer weten,

dat er een God roept achter hun bedrijven,

dat allen eenzaam in den dood verstijven

en voor een hooger heil de aard vergeten.

Maar hij bleef staan, de zon trok hooger op, een davering van licht over de velden, en Mozes de geroepene, ontstelde nog meer: het braambosch brandde op den top.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt met OCR (Optical Character Recognition).
Deze techniek levert geen 100% correct resultaat op. Dat betekent dat er onjuiste tekens in de tekst kunnen voorkomen.


Weergave
Afbeelding / Tekst (OCR)

Alle boeken in deze digitale bibliotheek kunt u gratis lezen of downloaden. Met een vrijwillige donatie helpt u ons met het in stand houden en verder uitbreiden van de bibliotheek. Klik hier als u een bijdrage wilt overmaken.